Een schommelende, geruststellende cadans is typerend voor slaapliedjes. |
Hoewel
muziek altijd al wordt beschouwd als ‘een universele taal’ die iedereen
‘spreekt’, was het lang onduidelijk of er daadwerkelijk algemeenheden
in muziek te ontdekken zijn. Een groep Amerikaanse onderzoekers
analyseerde meer dan een eeuw aan antropologisch en etnomusicologisch
onderzoek – een tak van de musicologie die vooral muziek in haar
culturele context bestudeert. Daarnaast verzamelden ze audio-opnamen
van dans-, liefdes- en slaapliedjes als ook ‘helende’ liedjes uit 315
culturen. Geen bekende nummers uit de hitlijsten, maar liedjes met zang
uit (voornamelijk) kleinschalige samenlevingen. Vervolgens legden ze de
nummers langs een meetlat van eigenschappen zoals accent, maatsoort,
intervallen (toonsafstanden) en functie van de liedjes. Zo konden ze de nummers omzetten naar data
en ze met elkaar vergelijken. Daarnaast vroegen ze maar liefst 29.357
mensen uit verschillende landen, zowel muziekexperts als leken, te
beoordelen in welke van de vier categorieën de muziekbestanden hoorden.
‘Nu
blijkt dat er meer overeenkomsten dan verschillen bestaan tussen muziek
uit allerlei culturen’, zegt Henkjan Honing, hoogleraar muziekcognitie
aan de Universiteit van Amsterdam – niet bij de studie betrokken.
‘Blijkbaar hoef je de cultuur en muziek niet te kennen om toch te kunnen
zeggen waarvoor de muziek wordt gebruikt.’ Als voorbeeld noemt hij Slaap, kindje slaap. ‘Dat
wordt getypeerd door twee niveaus van accenten. Je voelt zowel een
tweedelige als een driedelige maat. Daardoor ontstaat een soort
schommelende, geruststellende cadans die typerend is voor slaapliedjes
over de hele wereld.
Dat
we die overeenkomsten herkennen in bijvoorbeeld slaapliedjes in alle
culturen, komt volgens Honing door een ‘biologische aanleg’ voor muziek
in de hersenen van de mens. Die zorgen ervoor dat mensen muziek op
dezelfde manier produceren en beleven. ‘Dat is natuurlijk wel een beetje
in tegenspraak met het wijdverspreide idee dat culturen juist uniek
zijn, maar blijkbaar is de biologische aanleg voor muziek in mensen
dermate vergelijkbaar dat de muziek daardoor ook uit dezelfde patronen
bestaat’, aldus Honing.
Hoewel
hoogleraar Honing zeer te spreken is over de nieuwe studie, plaatst hij
ook een kanttekening: ‘De wetenschappers claimen dat tonaliteit
waarschijnlijk óók universeel is, maar daar ben ik niet zo zeker van.’
De term ‘tonaliteit’ wordt in deze studie gebruikt voor het idee dat
bepaalde tonen een centrale functie hebben en dat daaraan ook een
bepaald verwachtingspatroon van de luisteraar is gekoppeld, bijvoorbeeld
wanneer de laatste toon van het liedje klinkt. ‘Of het duiden van tonaliteit in muziek aangeleerd of biologisch bepaald is, blijft ook na deze analyses onduidelijk.’
Zie tevens Hendrik Spiering in het NRC en een eerdere blog.
Mehr, S. A., Singh, M., Knox, D., Ketter, D. M., Pickens-Jones, D., Atwood, S., … Glowacki, L. (2019). Universality and diversity in human song. Science, 366 (21 November 2019), 1–17. https://science.sciencemag.org/cgi/doi/10.1126/science.aax0868