Friday, November 22, 2019

Hoe universeel is muziek? [Dutch]

Een schommelende, geruststellende cadans is typerend voor slaapliedjes.
[Bron: De Volkskrant; auteur Renske Marseille]

Hoewel muziek altijd al wordt beschouwd als ‘een universele taal’ die iedereen ‘spreekt’, was het lang onduidelijk of er daadwerkelijk algemeenheden in muziek te ontdekken zijn. Een groep Amerikaanse onderzoekers analyseerde meer dan een eeuw aan antropologisch en etnomusicologisch onderzoek – een tak van de musicologie die vooral muziek in haar culturele context bestudeert. Daarnaast verzamelden ze audio-opnamen van dans-, liefdes- en slaapliedjes als ook ‘helende’ liedjes uit 315 culturen. Geen bekende nummers uit de hitlijsten, maar liedjes met zang uit (voornamelijk) kleinschalige samenlevingen. Vervolgens legden ze de nummers langs een meetlat van eigenschappen zoals accent, maatsoort, intervallen (toonsafstanden) en functie van de liedjes. Zo konden ze de nummers omzetten naar data en ze met elkaar vergelijken. Daarnaast vroegen ze maar liefst 29.357 mensen uit verschillende landen, zowel muziekexperts als leken, te beoordelen in welke van de vier categorieën de muziekbestanden hoorden. 

‘Nu blijkt dat er meer overeenkomsten dan verschillen bestaan tussen muziek uit allerlei culturen’, zegt Henkjan Honing, hoogleraar muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam – niet bij de studie betrokken. ‘Blijkbaar hoef je de cultuur en muziek niet te kennen om toch te kunnen zeggen waarvoor de muziek wordt gebruikt.’ Als voorbeeld noemt hij Slaap, kindje slaap. ‘Dat wordt getypeerd door twee niveaus van accenten. Je voelt zowel een tweedelige als een driedelige maat. Daardoor ontstaat een soort schommelende, geruststellende cadans die typerend is voor slaapliedjes over de hele wereld.

Dat we die overeenkomsten herkennen in bijvoorbeeld slaapliedjes in alle culturen, komt volgens Honing door een ‘biologische aanleg’ voor muziek in de hersenen van de mens. Die zorgen ervoor dat mensen muziek op dezelfde manier produceren en beleven. ‘Dat is natuurlijk wel een beetje in tegenspraak met het wijdverspreide idee dat culturen juist uniek zijn, maar blijkbaar is de biologische aanleg voor muziek in mensen dermate vergelijkbaar dat de muziek daardoor ook uit dezelfde patronen bestaat’, aldus Honing.

Hoewel hoogleraar Honing zeer te spreken is over de nieuwe studie, plaatst hij ook een kanttekening: ‘De wetenschappers claimen dat tonaliteit waarschijnlijk óók universeel is, maar daar ben ik niet zo zeker van.’ De term ‘tonaliteit’ wordt in deze studie gebruikt voor het idee dat bepaalde tonen een centrale functie hebben en dat daaraan ook een bepaald verwachtingspatroon van de luisteraar is gekoppeld, bijvoorbeeld wanneer de laatste toon van het liedje klinkt. ‘Of het duiden van tonaliteit in muziek aangeleerd of biologisch bepaald is, blijft ook na deze analyses onduidelijk.’

Zie tevens Hendrik Spiering in het NRC en een eerdere blog.

Mehr, S. A., Singh, M., Knox, D., Ketter, D. M., Pickens-Jones, D., Atwood, S., … Glowacki, L. (2019). Universality and diversity in human song. Science, 366 (21 November 2019), 1–17. https://science.sciencemag.org/cgi/doi/10.1126/science.aax0868
 

Wednesday, November 20, 2019

How universal is music?


Inuit throat singers (Source: Flickr)
Tomorrow an elaborate study addressing this question will be published in Science (Mehr et al., 2019). It consists of 17 pages main text and roughly 100 pages of supplementary materials. It will give all of us a lot to read and think about. (Although the Science paper is embargoed until tomorrow afternoon, in Amsterdam we discussed the paper this week based on the pre-publication made available through PsyArXiv.)

(Source: pre-publication)
The study (i.e. pre-publication) presents several interesting findings, some as expected, others very intriguing. First of all, it provides convincing evidence that music is indeed a universal phenomenon: it can be found in virtually all societies and varies more within than between societies. Secondly, the study shows that there are often clear relations between the form of the music (its musical structure) and its function – the context in which it is used. For instance, being a lullaby or healing song. And, even more interesting, “these patterns do not consist of concrete acoustic features, such as a specific melody or rhythm, but rather of relational properties such as accent, meter, and interval structure.” (Mehr et al., 2019, p.13). Clearly, universal features of human musicality (i.e. the capacity for music; Honing et al., 2015) lead people to produce and enjoy songs with certain kinds of rhythmic or melodic patterning that naturally go with certain moods.



P.S. Many media will cover the publication in the next few days. For a coverage in Dutch see, e.g. De Volkskrant and NRC.

Honing, H., ten Cate, C., Peretz, I., & Trehub, S. E. (2015). Without it no music: cognition, biology and evolution of musicality. Philosophical Transactions of the Royal Society of London B: Biological Sciences, 370(1664), 20140088. https://doi.org/10.1098/rstb.2014.0088  
Mehr, S. A., Singh, M., Knox, D., Ketter, D. M., Pickens-Jones, D., Atwood, S., … Glowacki, L. (2019). Universality and diversity in human song. Science, 366 (21 November 2019), 1–17. https://science.sciencemag.org/cgi/doi/10.1126/science.aax0868 
[For an interactive version of the songs described, see http://themusiclab.org/nhsplots ]

Friday, November 15, 2019

What makes us musical animals? (ISMIR 2019 Keynote @TUDelft)



[N.B. Starts around 06:00]

What makes us musical animals, a one hour keynote at ISMIR 2019:
"We are all born with a predisposition for music, a predisposition that develops spontaneously and is refined by listening to music. Nearly everyone possesses the musical skills essential to experiencing and appreciating music. Think of “relative pitch,” recognizing a melody separately from the exact pitch or tempo at which it is sung, and “beat perception,” hearing regularity in a varying rhythm. Research shows that all humans possess the trait of musicality. We are a musical species — but are we the only musical species? Can there be musical machines? In his presentation, Henkjan Honing embarks upon the quest to discover the cognitive and biological mechanisms that underpin musicality."

Sunday, November 10, 2019

Waarom zingen sommige mensen vals? [Dutch]

Beeld ThinkStock
[Bron: Volkskrant en De Morgen.]

Als je ontzettend vals zingt, kan dat meerdere oorzaken hebben. Zoals een slechte werking van je stemspieren, of een slechte ademtechniek. “Soms hebben mensen gewoon geen controle over hun stem”, zegt Henkjan Honing, hoogleraar muziekcognitie. “Met een beetje oefenen gaat dat snel beter. Zangklank wordt vaak ook beter als mensen rustig zijn. Er zijn experimenten gedaan waar ze mensen vroegen een liedje te zingen in een rustige omgeving en op straat. In een rustige studio klonk het vele malen beter: mensen hebben dan meer controle, omdat ze ontspannen zijn.”. [Dalla Bella et al., 2007]

Meestal weten mensen van zichzelf wel of ze kunnen zingen of niet. Maar aan talentenjachten zoals Idols of The Voice doen vaak amateurs mee die geen zuivere noot halen, terwijl ze er zelf van overtuigd zijn dat ze de sterren van de hemel zingen. Horen ze die valse klanken dan niet? Honing: “Er zijn mensen die tonen anders horen dan anderen, die hebben de aandoening amusia, oftewel toondoofheid. Dat komt niet zo vaak voor: eerst werd geschat dat zo’n 4 procent van de wereldbevolking het had, nu ligt die schatting op 1,5 procent.” [Peretz, 2016].
Toondoofheid is een aandoening die voortkomt uit een afwijkende verwerking van geluiden in de hersenen. De hersenen kunnen de tonen wel goed registreren, maar de frontale hersenkwab krijgt geen toegang tot de juiste toonhoogte-informatie. Onderzoekers van Harvard Medical School maakten hersenscans van twintig mensen, van wie de helft toondoof was. Uit de studie bleek dat de toondoven een minder sterke verbinding van zenuwvezels hadden tussen hun frontale en temporale hersenkwab. Die verbinding speelt een belangrijke rol bij het luisteren naar muziek en het produceren van bijpassende klanken. Bij een gebrekkige verbinding tussen die twee hersengebieden kun je zelf dus niet horen of je de juiste tonen zingt.
Toondoofheid is deels een erfelijke aandoening. “Je ziet het terugkomen in families. Maar er zijn ook gevallen van mensen die het in hun latere leven oplopen, bijvoorbeeld door hersenletsel”, zegt Honing. Een vergelijkbare aandoening is maatdoofheid. “Mensen kunnen dan ritmes niet goed horen – ze kunnen een wals of een mars nog niet uit elkaar houden. Het is een bijzondere aandoening, we hebben nu een stuk of zes mensen gevonden die het hebben. Het mechanisme is vergelijkbaar met dat van toondoofheid: hersenen kunnen wel het ritme oppikken, maar er is geen bewuste toegang tot de juiste maatinformatie in de hersenen. Het lukt mensen dan echt niet om op de maat te dansen of muziek te maken.” [Mathias et al., 2016]
Kun je iets tegen toondoofheid doen? “De toegang naar het bewustzijn van tonen is niet te repareren. Er wordt nu wel in detail uitgezocht of het effect van die gebrekkige hersenverbinding te verminderen valt via het beloningssysteem: door muziek te maken wordt er dopamine aangemaakt, en als je toondoven overhaalt om actief samen te zingen of muziek te maken, dan zou die hersenverbinding iets beter kunnen functioneren”, zegt Honing. [cf. Peretz, 2016]
Alle smeekbedes om te stoppen met zingen negeren en gewoon doorgaan dus. “Als je het leuk maakt voor toondoven, valt er een hoop te halen”, aldus Honing.

Bron: Volkskrant en De Morgen.

Dalla Bella, S., Deutsch, D., Giguère, J.-F., Peretz, I., & Deutsch, D. (2007). Singing proficiency in the general population. The Journal of the Acoustical Society of America, 121(2), 1182–1189. https://doi.org/10.1121/1.2427111

Mathias, B., Lidji, P., Honing, H., Palmer, C., & Peretz, I. (2016). Electrical Brain Responses to Beat Irregularities in Two Cases of Beat Deafness. Frontiers in Neuroscience, 10(40), 1–13. https://doi.org/10.3389/fnins.2016.00040

Peretz, I. (2016). Neurobiology of Congenital Amusia. Trends in Cognitive Sciences, 20(11), 857–867. https://doi.org/10.1016/j.tics.2016.09.002