Niet zo lang geleden verscheen op het internet een video [zie hieronder een nwe versie] met de tekst: ‘Kijk eens wat deze hond kan. Hij is muzikaler dan ik!’
De video laat een golden retriever zien die geconcentreerd naar zijn baas kijkt die tegenover hem zit. Als zij een toon laat horen reageert de hond door met zijn poot een toets in te drukken op een fors pianotoetsenbord dat voor hem op de grond ligt. Welke toon het baasje ook speelt, de hond herhaalt zonder aarzeling precies dezelfde toon op de piano. ‘Hij heeft absoluut gehoor!’ voegt een lezer al snel als commentaar aan de video toe. En dat klopt. De meeste dieren hebben absoluut gehoor, in de zin dat zij klanken onthouden en herkennen aan de absolute frequentie (het trillingsgetal) van het geluid, en niet zozeer aan het melodische verloop of de intervalstructuur, zoals wij mensen dat doen. Wij vinden absoluut gehoor daarom bijzonder. Als je aan musici vraagt een voorbeeld te noemen van een bijzondere muzikale vaardigheid dan noemen velen als eerste ‘absoluut gehoor’. Iemand met een absoluut gehoor kan een willekeurig aangeslagen pianotoon benoemen zonder gezien te hebben welke toets er werd ingedrukt. Vooral voor conservatoriumstudenten is dat handig, omdat zij dan minder moeite hebben met de muzikale dictees die ze regelmatig krijgen: het in notenschrift opschrijven van wat de docent voorspeelt of zingt.
Maar terug naar de golden retriever. Ik denk dat hij inderdaad de pianotonen aan hun frequentie kan herkennen. Maar ik vermoed ook dat als er een gordijn tussen hem en zijn baasje gehangen wordt, hij deze ingewikkelde taak niet meer vlekkeloos uitvoert. Deze hond doet immers meer dan alleen een toon herkennen aan zijn trillingsgetal. De term absoluut gehoor is wat dat betreft te beperkt. De hond moet namelijk behalve een toon horen, herkennen en herinneren, deze ook classificeren (is het een c of een cis?), bepalen welke toets daarbij hoort en deze vervolgens aanslaan op het grote toetsenbord dat voor hem ligt. Op de video zijn de ogen van de golden retriever en die van zijn eigenaar niet te zien, maar het zou me niet verbazen als de hond vooral haar blik volgt om te weten welke toets hij verwacht wordt aan te slaan, in plaats van zijn absolute gehoor. Het zou heel goed kunnen dat het klassieke Pavlov-effect – als ik doe wat baasje van mij verlangt, krijg ik een beloning – hier sterker is. (Dit is eenvoudig te testen door een gordijn tussen hond en baas te hangen. Voorspelling: de hond kan de taak niet meer vlekkeloos uitvoeren.)
Absoluut gehoor is dus niet zo zeer een gehoorvaardigheid, zoals de term suggereert, als wel een cognitieve vaardigheid. Het bestaat uit zeker twee aspecten: je moet je een toon kunnen herinneren en vervolgens een naam geven. Daarnaast moet je voor dat laatste een toon – of hij nou door een piano, viool, stem of fluit wordt voortgebracht – kunnen classificeren als behorende tot eenzelfde categorie en hem vervolgens benoemen. Het eerste is een wijdverspreide vaardigheid die je eenvoudig kan testen. Stel je een bekend liedje voor, bijvoorbeeld Stayin’ alive van de Beegees, en zing het vervolgens. Grote kans dat de toonhoogte precies overeenkomt met het origineel. Wij mensen kunnen (net als veel andere dieren) heel goed de toonhoogte onthouden van bijvoorbeeld popliedjes of tv-tunes die we goed kennen. Maar een enkele toon horen en vervolgens weten of het een c is of een cis is een bijzondere vaardigheid die bij minder dan 1 op de 10.000 mensen voorkomt. Er zijn goede reden om absoluut gehoor te zien als het resultaat van een genetisch bepaalde aanleg. Diverse studies laten zien dat bepaalde chromosomen betrokken zijn bij het wel of niet hebben van de vaardigheid (zoals chromosoom 8q24.21). Daarnaast zijn er neurowetenschappelijke studies die anatomische verschillen tussen mensen met en zonder absoluut gehoor laten zien, met name in de temporaalkwab en diverse corticale gebieden. Niet alleen lijkt absoluut gehoor een genetische component te hebben en dus erfelijk te zijn, het ontwikkelen ervan is hoogstwaarschijnlijk het resultaat van blootstelling aan muziek op jonge leeftijd en intensieve muzikale training. In een land als Japan komt absoluut gehoor veel vaker voor dan elders. Bij Japanse conservatoriumstudenten loopt het percentage soms op tot wel 70 procent. Dat zou verklaard kunnen worden door het feit dat het een land is waar muziek een belangrijke plaats heeft in het onderwijs aan jonge kinderen. Maar voor zover we weten heeft absoluut gehoor niet zo veel met muzikaliteit te maken heeft. Mensen met absoluut gehoor zijn over het algemeen niet muzikaler dan andere mensen. Sterker nog: de overgrote meerderheid van de westerse professionele musici heeft helemaal geen absoluut gehoor.
Ivan Pavlov ontdekte al in het begin van de vorige eeuw dat honden een enkele toon konden onthouden en associëren met bijvoorbeeld eten. Ook van wolven, en ratten, is bekend dat zij soortgenoten herkennen aan de absolute toonhoogte van hun roep, en dus onderscheid kunnen maken tussen de ene en de andere toon. En voor spreeuwen en resusapen, is dat niet anders, zo suggereren verschillende studies. Een veel muzikaler vaardigheid is ‘relatief gehoor’ – het herkennen van een melodie, los van de precieze toonhoogte waarop die klinkt of gezongen wordt. De meeste mensen luisteren niet naar de afzonderlijke tonen en hun trillingsgetal, maar naar de melodie als geheel. Of we Altijd is Kortjakje ziek nou lager of hoger gezongen horen worden, we herkennen het liedje toch wel. Het horen van verbanden en relaties tussen de tonen, in zowel melodische als harmonische zin, is deel van het plezier van het luisteren naar muziek. Het maakt de vraag of we relatief gehoor met andere diersoorten delen, inclusief honden, een van de centrale vragen in het onderzoek naar de biologische basis van de menselijke muzikaliteit.
Uit: Honing, H. (2017). Wat is een absoluut gehoor en is het erfelijk? In Rinnooy Kan & de Graaf (eds.), Hoe zwaar is licht? (pp. 74-76). Amsterdam: Uitgeverij Balans.
No comments:
Post a Comment